zondag 29 juni 2014

Het laatste hoofdstuk.

Bij het opstaan in Melide werd meteen duidelijk dat twee zaken niet in de haak waren. Ten eerste regende het en ten tweede was het al bijna kwart over zeven. Oftewel wij hadden ruim een uur eerder willen opstaan en de weergoden vondemn dat zij het ons de voorgaande weken te makkelijk hadden gemaakt. Het goot!

Na een haastig opfrissen en aankleden haastten wij ons naar beneden voor een ontbijt. Dat was niet goedkoop maar wel overvloedig en voorzien van een groot glas vers geperst sinaasappelsap.

En dan komt het moment om de fietsen op te zadelen. Dat kon nog net droog gebeuren. Daarna moesten wij de regen in. En wat voor een bui? Voordat wij Melide uit waren, waren wij volledig  doorweekt. Van het landschap zagen wij deze rit maar weinig. Alle aandacht was gericht op de weg en de regen die continue in het gezicht geblazen werd.

Rond het vliegveld van Santiago (10 km voor de stad) hield de regen op en brak het wolkendek open. Als verzopen katjes kwamen wij uit de regen tevoorschijn. Met soppende schoenen op de pedalen werkten wij ons door de laatste kilometers heen.

En daar lag ze dan. De stad van Jakobus, temidden van haar voorsteden en industriegebieden. De middeleeuwse pelgrim zal de stad temidden van bossen en akkers hebben zien liggen. Maar dat beeld is al lange tijd verdwenen onder de vooruitgang.

De kathedraal domineert nog steeds het oude centrum. Nadat wij ons hadden gesetteld in het enorme Klein Seminarie (nu een Albergue.) gingen wij op jacht naar de compostolaten. Een uur in de rij wachten leverde ons het compostella op. In decrij maakten wij kennis met Sonia Chocquette. Een uitgesproken Amerikaanse schrijfster van boeken over engelen en soortgelijke verschijnselen. Het was heel gezellig om te kletsen met haar. Daarna zijn we naar het St. Franciscusklooster gegaan voor onze tweede Compostela.

Na een uitgebreide en heerlijke Paella met een lokale witte wijn gingen wij naar ons seminarie voor een rustige nacht.

Galicische schoonheid.

27 juni.

Van O Cebreiro ging de dagtocht van vandaag naar Melide. De een na laatste tocht voordat wij de laatste kilometers naar Santiago de Compostela gaan maken.

Net als op de Mont Iragui was het bovenop de Alto di Cebreiro (1300 m) bitter koud. Gelukkig was er in tegenstelling rot de berg van gisteren geen mist. Vol energie verlieten wij het gelijknamige dorpje op deze top, om via de bergpas van Cebreiro de Alto di Poio (1500 m) over te steken.

Als wandelaar zie je gedurende jouw etappes veel mensen herhaaldelijk terugkomen. Je haalt elkaar in. Komt ze weer tegen tijdens (lunch)pauzes of kan de laatste ervaringen bij de Albergues uitwisselen. De meeste wandelaars lopen namelijk min of meer dezelfde afstanden. Ergens tussen de 20 km en 30 km, afhankelijk van het terrein en de ligging en spreiding van halteplaatsen en hun voorzieningen. Zo ontmoetten wij gisteren tijdens het diner in Casa Carolo een Finse sociologe. De pas afgestudeerde Asta die vanaf dit dorp de via Jacobeo gaat lopen. Zij was eerst gaan eten en uitgebreid haar dagboek gaan bijwerken toen wij haar ontmoetten. Een slaapplaats (de eerste zorg voor pelgrims) had ze nog niet geregeldterwijl de albergue en de Hostals van het dorp langzaam volstroomden. Wij spoorden haar aan om vooral haast te maken. Zij wist nog een van de laatste bedden in het dorp te bemachtigen terwijl wij aan ons pelgrimsmenu begonnen en op haar rugzak pasten. Daarna hebben wij onder het genot van thee elkaar beter leren kennen en tips gegeven. Aan enthousiasme ontbrak het Asta niet. Aan een goede voorbereiding des te meer. Maar zij komt er wel, daar hoeven wij niet bang voor te zijn.

Als fietspelgrim, of "bicigrino" zoals sommigen zeggen, kom je vooral steeds nieuwe mensen tegen. De wandelaars zie je nooit meer terug tojdens de reis. Je legt per dag immers 3 tot 5 keer hun gemiddelde dagafstand vast. En voor de fietsers geldt dat hun reissnelheid enorm van elkaar verschilt. Van de fietsers die wij gesproken hebben verschilden de gemiddelde dagafstanden tussen de 80 km en de 130 km. Dus als je fietsers weer ontmoet is dat meer toeval dan iets anders. In O Cebreiro ontmoetten wij weer 3 spanjaarden die wij al in Burgos en bij Castrojieriz hadden gezien en ingehaald.

Maar ook een stoer Italiaans stel dat met mountainbike de Jacobsweg aflegt. Dat laatste stel waren wij al 2 keer eerder tegen gekomen. Hij is nogal nors en zij lijkt steeds weg te dromen. Terwijl wij rustig de Alto di Poio beklommen ontdekten wij waarom er geen grammetje vet om zijn middel zit. Wij hadden na Estella en Navarrete al gezien dat het voor haar allemaal te zwaar was. Zodra de klim begon kwamen wij hen weer tegen. Ze waren gestopt en hij bevestigde haar fiets aan de zijne middels een band. Toen zij (lees; hij alleen) aan de klim begonnen deed hij al het werk. En dat nog wel op hetzelfde tempo als dat van ons. Op zo'n 9 km per uur. Wij waaren zeer onder de indruk en beseften hoe relatief conditie kan zijn. Papa en ik hebben een prima conditie, beter dan sommigen vergelijkbaar if minder dan die van anderen. Maar tegen deze Paisano kunnen wij niet op. Het is niet zozeer zijn kracht maar de opofferingsgezindheid voor zijn vrouw/ vriendin die zo'n idruk op ons heeft gemaakt. Wij nemen onze fietshelm voor hem af.

Maar hoe indrukwekkend ook. De natuur is hier grootser. Galicië is groen, heuvelachtig en nat. Veel dorpen en Steden lijken erg Italiaans temidden van groene Ierse natuur. Heel apart. Een totaal andere omgeving dan bijvoorbeeld de Meseta of La Rioja en Navarra. Tot dusverre een heel on-Spaanse regio.

Na geluncht te hebben in Porto Marin met zijn indrukwekkende havenpoort en versterkte kerk gebouwd door de  Ridders van Sint Jan. Het hele dorp bestaat pas sinds de 60er jaren toen het er inclusief de monumenten naar toe werd verplaatst. De oorspronkelijke plaats is verzwolgen door het water van het stuwmeer dat rustig aan de voeten van het nieuwe Porto Marin likt.

Vergeleken met het nieuwe oude stadje valt Melide erg tegen. Het is een lelijk, modern en uit zijn voegen gegroeid dorp. Maar onze Albergue is nieuw, comfortabel en schoon. En het pelgrimsmenu in het restaurantje naast de oude kerk is uitstekend. Morgen wacht ons Santiago! (Al zitten wij daar al zodra jullie dit lezen.)

vrijdag 27 juni 2014

Morgen lunchen wij in Santiago!

27 mei.

De afdaling van de Monte de Poio was lang maar niet zo gevaarlijk als die van de dag ervoor. Het was een rustige en beheerste afdaling.

We zijn goed opgeschoten en na een tocht van 105 km zijn we gearriveerd in Melide. Dit betekend dat er morgen nog maar een kleine 60 km ons scheidt van Santiago.

Morgen lunchen wij dus in Compostela!

Van hoog naar omlaag en weer omhoog.

26 juni.

Na een onrustige nacht bovenop de Mont Iragui met een paar onweersbuien, werden wij begroet door een kille mist. Na een stevig ontbijt, het eerste in Spanje met zelfgebakken bruin brood en worst en chorizo, gingen wij op weg.

Voor het eerst hebben wij gebruik gemaakt van de meegenomen lange broeken en pulli's met lange mouwen. Het was namelijk bitter koud. Eerst moesten wij de laatste 100 meter klimmen naar het Cruz de Ferro. Daar hebben wij volgens de traditie een steen op de hoop aan de voet van het kruis achter gelaten. Elk, zoals elke pelgrim, voor een eigen reden en een eigen doel.

Na het Cruz de Ferro ging de weg langs Mollinar. Een tweede dorpje dat op één huis (albergue) na ook volledig uitgestorven en verruïneerd is. Na een korte afdaling begon de klim naar het hoogste punt van die berg. De mist verdichtte zich hier tot een dik pak met maar 25 meter zicht.

Hier begon een steile en gevaarlijke afdaling. Een slecht wegdek met gaten, dichte mist, en een hellingspercentage van 7 tot 10% in een bochtig parcours zijn geen ingrediënten voor een ontspannen afdaling. Verkleumd en met pijnlijke handen van het vele knijpen in de remmen kwamen wij onder de wolken uit.

Na een lange afdaling kwamen wij aan in Ponferrada. Een mooi centrum in een lelijke schil. Vergeleken bij Burgos, Santo Domingo, Leon, en Astorga heeft deze stad een naargeestige kathedraal. De met symbolen overladen tempeliersburcht. Is indrukwekkend.

Inmiddels hebben wij al veel stempels verzameld in ons credential. Maar we hebben nog wat ruimte overgehouden voor de laatste 200 km. Die tellen namelijk het hardst voor het compostolaat.

Geluncht hebben wij in Villa Franca de Bierzo. Op 540 meter hoogte.  begonnen wij weer aan de klim voor de volgende berg. De Bierzo is overigens een goede wijnstreek al zijn deze wijnen in Nederland vrij onbekend.

Uiteindelijk eindigen wij vandaag weer op een berg in O Cebreiro. Dat dorp op de Alto di Poio ligt op 1300 meter hoogte. Dit is een rustiek Galisisch bergdorp met huizen van natuursteen en daken van flagstones of riet. De Albergue is schoon maar wel afgeleefd. Het eten in Casa Carolo is, net als bij Taberna del Gaia in Foncebadon, overvloedig. Hoe ze zulke menu's met 3 gangen inclusief een fles lokale wijn en koffie/thee voor 9€ de man kunnen maken is ons een raadsel. Het eten is nog bijzonder smakelijk ook, ondanks de grote portie's. Omkomen van de honger is hier onmogelijk voor ons.

Morgen moeten wij de top van de Alto de Poio ronden voordat wij weer de berg afrijden. Nog maar 160 km te gaan.

Vreemde vogels.

Ja, we hebben al een aantal bijzondere vogels gezien en gehoord. Nu het grootste deel van de reis erop zit is het aardig om erop terug te kijken. Wouwen, Kiekendieven, Hoppen, Wielewalen, vinken en gaaien hebben we gezien en gehoord. En dan noem ik ze nog niet eens allemaal.

Ook bepaalde mensen vallen onder de categorie uit de titel. Zo hebben wij een foto gezien van een vrouw die naast haar bepakking de Camino loopt met een parasol in de ene hand en een vogelkooi met haar kanarie in de andere. Of die laatste de tocht overleefd? Ik betwijfel het. Maar een man die zijn bagage met een kruiwagen achter zich aan sjouwt is ook redelijk apart. Of is dit een eufemisme?

En dan zijn er nog de ongebruikelijke vervoersmethoden. We hebben een paar pelgrims te paard gezien en natuurlijk de Hongaarse Roland met zijn ezel. Een Brits echtpaar dat de tocht per tandem maakt is vooralsnog ook redelijk uniek. Al wint in deze categorie toch wel de Argentijnse jongen die de tocht op een eenwieler maakt.

Ten slotte zijn er nog de mensen die verbazing en bewondering wekken. Maar niet maf zijn. Zo kwam ik een zeer atletische jongeman tegen die de camino 'loopt' met zijn twee stokken en zijn ene been. Ik ontmoette hem in Saint Palais terwijl ik op de pizzabakker wachtte. Hij had thuis een kunstbeen en zo'n runningblade (zoals die atleet Pistorius) voor het hardlopen. Maar hij wilde proberen om op een been de Ibaneta over te komen. Voor hem was het een sportieve uitdaging.

Ook hebben wij de man met zijn vrouw in een elektrische rolstoel gezien. Zij heeft een ongeneeslijke verlammingsziekte en hoopt in Santiago genezing of althans verlichting te vinden. Ik hoop voor haar dat haar gebeden verhoord worden. Maar ben bang dat ik dat uitgesloten acht. Maar misschien zie ik het te zwart. Bij het ontbijt vertelde een vrouw dat ze gebeden had bij een altaar. Haar wond aan een hiel was gaan infecteren. En na haar gebed om hulp sliep er de volgende dag een dokter in hetzelfde stapelbed. Die heeft haar wond verzorgd. Kleine wonderen bestaan kennelijk wel op de Camino. Grote wonderen ook?

En dan zijn er nog twee mannen met allebei aandoeningen die hen ernstig hinderen. De ene zit in een electrische rolstoel met naar verluid een dwarslaesie. De tweede ook maar dat is zo'n ligstoel. Hij kan alleen zijn gezichtsspieren gebruiken. Wij hoorde over hen van andere pelgrims in Leon. De volgende dag zag ik ze voorbij rijden toen wij lunchten op een plein in Astorga. De eerste duwde de andere in zijn ligstoel voort. Hun actieradius is beperkt door de accu's van de stoelen. Voordat die op zijn moeten zij onderdak hebben zodat de accu's opgeladen kunnen worden.

Er werd ons verteld dat een Amerikaanse documentairemaker met hen meereist. Dat klonk ons niet heel geloofwaardig in de oren.... Totdat wij in Foncebadon de documentairemaker ontmoetten.

Een aardige en serieuze man maar al met al ook een rare vogel op de Camino. Maar ongeacht wat ik zelf geloof hoop ik voor eenieder dat ze uit hun tocht halen wat ze eruit hopen te halen.

Een stukje dichter bij de Hemel.

25 juni.

Nee, ik ben niet plotseling een  religieus en gelovig mens geworden door deze pelgrimage. Ik denk ook niet dat ik opeens een beter mens geworden ben. Vanavond echter schrijf ik dit epistel op bijna 1500 meter hoogte. Een stukje dichter bij de hemep dan gewoonlijk.

Wij zijn vandaag van Leon naar Foncebadon op de Monte Iragui gefietst. Een tocht van bijna 100 km over bergachtig terrein dat eindigde in een klim om ruim 800 meter hoogteverschil te overbruggen.

Leon zag er met een frisse ochtendzon vrolijker uit dan de druilerige stad van de dag ervoor. Toch blijft van de grote steden op deze trip Burgos ons beider favoriet. De tocht bracht ons vandaag voor de lunch naar Astorga, dat de Romeinen als Asturica hebben gesticht. Het heeft een fraaie kathedraal die echter tot half 10 's ochtends te bezoeken is  en daarom haar interieur niet aan ons heeft prijsgegeven. Maar het is niet de kathedraal maar het episcopaal paleis waarom het verder mooie Astorga beroemd is.

Nadat het oude paleis in 1886 afgebrand was wenste de bisschop een nieuw onderkomen met de geest van toen en alle comfort van dat moment. Uiteraard moest het ook door een bekende architect ontworpen zijn. De keuze voel op de reeds vermaarde Antonio Gaudi. Toen Gaudi het eenmaal gebouwd had beviel het de Monsignor niet. Hij vond Gaudi's interpretatie van de gotiek goddeloos en weerzinwekkend. Je moet ervan houden maar wij vonden die kwalificatie erg overdreven. Het is dus nooit in gebruik genomen door de bisschoppen die in een omgebouwd klooster hunintrek namen. Astorga is er nu heel blij mee en heeft er een museum gewijd aan het pelgrimeren in gehuisvest. Na Astorga begon de klim. Een lange en flinke klim die toch goed te doen was. En nu schrijf ik dus vanuit Foncebadon, net onder de top van de Mont Iragui. Op de top van de naastgelegen Mont Tenon (2103 m) ligt zelfs nog wat sneeuw. Maar daar hoeven wij gelukkig niet overheen.

Het landschap is sterk veranderd gedurene deze rit. In de ochtend reden we nog tussen de akkers met uitgebreide irrigeringssystemen om de vlakten van de Meseta levensvatbaar te houden voor gewassen. Daar zagen wij iets dat wij nog nooit gezien hadden. Ik heb al vermeld dat wij in Logrono ooievaarsnesten op de kerktorens zagen. De afgelopen dagen zagen wij ze op elke kerktoren. Soms meerdere en vrijwel allemaal bewoond. Vandaag echter zagen wij plotseling +/-70 Ooievaars bij elkaar fourageren in het veld. Ik dacht altijd dat het dieren waren die solitair of in paren leefden. Maar hier zat (en vloog zodra wij foto's wilden) een hele zwerm. Heel bijzonder. Het leken zo net op een kudde kleine, zwart/wit gevederde, koetjes in dat weiland. Rond Astorga verlieten wij de Meseta en werd het landschap droger en ruiger. Kale, rotsachtie grond bedekt met weerbarstige struiken en boompjes. Struiken die spaarzamer worden naarmate je verder klimt.

Eerder schreef ik al over de vele afgesloten of zelfs verruineerde woningen in de dorpjes. Dit komt deels door de crisis. De grootste oorzaak is de langdurige leegloop van het platteland. Had een grote boer 10 knechts nodig, nu is dat er hooguit 1. Er is nauwelijks werk dus zijn er ook weinig tot geen kopers voor de panden. Foncebadon was in de middeleeuwen niet eens zo klein. Er is ooit zelfs een concillie gehouden door de Spaanse bisschoppen. Op deze hoge plek, dicht bij de hemel, hoopten ze makkelijker Goddelijke leiding te krijgen. In de vroege 20e eeuw is ze volledig uitgestorven. Geen werk, geen inkomsten, geen toekomst.

Decennia lang was het dus een vervallen en onbewoond cluster ruïnes. Tot er +/- 15 jaar geleden een huis werd herbouwd en ingericht als Albergue. Nu staan er 5 herbergen en een cafe restaurant waar het middeleeuws tafelen is. Net zoals dorpen, kloosters en steden ontstonden langs de Camino is dit dorpje door de heropleving van de camino zelf ook aan een tweede leven begonnen. Erg mooi en leuk om hier te overnachten.

Morgen gaan we naar het Cruz de Ferro en dan de berg weer af. Om uiteindelijk op of  rond de volgende berg te eindigen. De Alto de Poio.

Kakkerlakken, k-weer & koningen.

24 juni.

Wij verlieten de "tempeliersburcht" rond half zeven. Het ontbijt werd daar, zeer ongebruikelijk, pas vanaf zeven uur geserveerd. Daar wilden wij niet op wachten. Sahagun een grote plaats met verschillende albergues en cafe's lag op nog geen 13 km fietsen.

Daar aangekomen vonden wij een hotel dat een pelgrimsontbijt serveerde. Wij zaten heel toepasselijk aan een tafeltje onder een enorme Sint Jacobsschelp in het plafond. Het middeleeuws aangeklede hotel bood een prima ontbijt voor maar 3 euro. Het was er schoon en aangenaam. Het werd minder schoon en aangenaam bij de toiletten die in de kelder onder het restaurant waren gevestigd. In de kleine ruimte van het herentoilet lagen 2 dode kakkerlakken. Euhg!
In het tweede toilet lag er 1. En naast de wasbakken crepeerde nummer 4! Dat werd toch even doorbijten want de nood was hoog.

Toch lieten de kakkerlakken een nare bijsmaak achter. Gelukkig geeft de Camino genoeg afleiding. Vandaag werd dit, naast de typische omgeving van Meseta, vooral verzorgd door de niet aflatende regen. Regen werd al 3 dagen voorspeld maar kwam nu pas naar beneden.

En hoe? Laten wij zeggen gestaag en langdurig.

Gelukkig konden wij een stuk van de route afsnijden wat ons 10 km in de regen fietsen scheelde. Het zal niemand verwonderen dat wij als verzopen katjes in Leon aankwamen. De voormalige koningsstad toonde zich niet op haar voordeligst. Grauw en nat wilden de festiviteiten ter ere van San Jose, hun patroonheilige niet van de grond komen. De sfeer en aanblik van de stad is heel anders dan de elegantie van Burgos. Wellicht omdat het na het samengaan met Kastillië zijn functie als koningsstad verloor?

Ook hier staat een prachtige kathedraal. In een zuivere vroeggotische stijl dit keer, die in de 19e eeuw zoveel mogelijk van alle latere (barokke) toevoegingen is ontdaan.

Vandaag overnachten wij bij de zusters benedictinessen. Na het eten werden wij uitgenodigd om de completen (de nachtmis) bij te wonen. Deze was erg fraai. In de kapel van de benedictinessen, die verder nooit voor publiek is geopend, staat in de apsis een verguld retabel. Het geheel is versierd met heiligenbeelden en schilderijen rijkt tot de nok van het 12 meter hoge tongewelf.

De 18 nonnen zongen heel mooi a-capella. Aan het eind moesten de verzamelde pelgrims samen met de zusters het Salve Regina zingen. Daarna ontvingen wij van Moeder Overste de pelgrimszegen. Met een beetje geluk behoedt deze mij weer voor een ongelukkige val.

Morgen verlaten wij de oude koningsstad weer. We komen steeds dichter bij Santiago. Nig maar een paar dagen te gaan.

maandag 23 juni 2014

Op maandag heeft meneer pastoor vrij.

23 juni.

Na een goede nachtrust (lees; zonder snurkers) in de gemeentelijke Albergue van Burgos vonden wij al vroeg een pelgrimsontbijtje in de schaduw van haar imponerende kathedraal.

De gebruikelijke toast met marmelade en croisantje vulden wij aan met een bocadillo con queso y jamon y tomata. Bij het ontbijt ontmoetten wij Leontien en Theo uit Eindhoven. We hebben een eind samen gefietst totdat onze wegen zich na Carrion de los Condes scheidden. Zij vervolgden de omweg over het asfalt terwijl wij het 15km lange grindpad over de originele via Traiana wilden volgen. Die romeinse weg is, zoals de naam al aangeeft op bevel van Keizer Trajanus is aangelegd.

De oude camino is in de loop der tijd vaak verlegd of veranderd maar dit trace is nog authentiek. De omgeving rondom is vrij van dorpen en silo's en wat niet meer. Dat versterkt het gevoel dat je een stukje terug in de tijd bent gestapt.
Idyllisch is te veel gezegd maar mooi is het wel.

De etappe van vandaag bracht ons langs plaatsen als Castrojieriz, Fromista, Carrion de los Condes en Legados. Historische plaatsen langs de camino met hun bijzondete monumenten en verhalen. Elk van de genoemde plaatsen bezitten bijzondete kerken en kloosters die ik wilde zien en waar ik foto's wilde maken van hun bijzonderheden. Nou, mooi niet dus. Op maandag zijn alle kerken en kloosters mooi gesloten. Een katholiek in gewetensnood zal ook geduld moeten betrachten want de deur is dicht.

Zo ging er dus een streep door ons bezichtigingsschema. Het weer was weer wat koeler en regen was voorspeld. De regen is nog niet gevallen maar zorgde wel voor wolken die de.middagzon temperde. Daardoor was het heerlijk fietsweer waardoor wij de geplande 95 Km hebben opgerekt naar 128 Km. Morgen zou de langste Spaanse etappe worden maar de rit naar Leon is nu nog maar 80 Km. Ook leuk om te vermelden ia dat wij vandaag voor het eerst een roodpootvalk hebben gezien die naast ons pad aan het jagen was.

Wij overnachten in een dorp dat ooit bezit van de tempeliers was en naar de naam "Terredillos de los Templarios". Het telt minder huizen dan letters in haar naam.
Bij de gezamenlijke maaltijd vormde zich min of meer bij toeval een Nederlandse tafel. Erg gezellig en het eten was wederom eenvoudig maar prima. Onze tafelgenoten zijn allemaal wandelaars dus na het ontbijt zullen wij hen waarschijnlijk niet meer terug zien op deze reis.

Ook deze dag is weer ten einde. Er rest ons nog weinig anders dan tanden te poetsen en in de slaapzak te kruipen.

Een ambitie omgezet in steen.

22 juni.

Na een licht Spaans ontbijtje gingen wij op weg naar Burgos. Een route met veel klimmetjes. (de langste was 4,5 Km lang) maar door schitterende valleitjes met weinig dorpjes en nog minder verkeer. Wat in de provincie rond Burgos opvalt is dat de groen beboste heuveltoppen van Navarra en La Rioja hier dorrer en kaler worden. Een voorbode voor de dorre bruine Messeta van Kastilië.

Na de korte maar pittige fietstocht kwamen wij in het begin van de middag aan in Burgos. Een stad die een elegantie uitstraalt die een scherp contrast vormt met de leegstand en verpaupering die wij in verschillende dorpen en gehuchten hebben gezien. Van dichtgespijkerde of verlaten woningen en bedrijfspanden tot ingestorte of afgebrande huizen en dorpskerkjes die niet zijn opgeruimd en langzaam verder verloederen. Een ander veeg teken zijn de straten van nieuwbouwwijkjes met of zonder half afgebouwde panden waar niemand interesse in heeft. Het vormt helaas een scherp contrast met de schoonheid van het groene maar ruige landschap.

Het deel van Burgos dat wij gezien hebben toont een heel ander gezicht. Fraaie promenades langs de rivier met bomen beelden en fonteinen. Fraaie gebouwen aan sjieke pleinen en natuurlijk de kathedraal. Met de credential krijg je een stempel en 50% korting. De kathedraal zelf is groot maar gaat bijna verloren achter de uitgebouwde kapellen. De ene is nog indrukwekkender dan de andere. Praapgraven, altaren en retabels waar het bladgoud vanaf druipt, vechten om de aandacht. De overtreffende trap vormt de grafkapel van de Connetables. Die is werkelijk enorm! Het grote praalgraf valt eigenlijk in het niet onder het achthoekig kruisgewelf dat er bijna 40 meter boven hangt.

Na de bezichtiging hebben wij op het plein goed gegeten en een prima fles lokale wijn gedronken. Onderwijl trok 'tout' Burgos flanerend aan ons voorbij en konden wij meermaals genieten van de gierzwaluwen en de ooievaar rondom de spitsen en pinakels van die overdadige kathedraal. Op weg terug naar de Albergue ontmoetten wij Roland. Een hongaarse pelgrim die met een ezel de camino loopt. Hij had gehoord dat hij voor 300 euro een ezel kon kopen. De prijs was bij aankomst echter 700 euro. Die had hij niet. Na 7 dagen muziek maken had hij het restant bij elkaar verdient om zijn ezel te kopen. We hebben foto's gemaakt onder de belofte deze naar hem op te sturen. Wat hij in Samtiago met zijn ezel gaat doen wist Roland nog niet.

Heiligen, heiligen, en nog meer heiligen.

21 juni.

Vandaag begon de etappe in Navarrete na een goede nachtrust in onze eigen kamer in La Quantara. Het onweer van de vorige nacht heeft veel stof  weggespoeld en de ochtend is vochtig maar aangenaam koel.

We schieten goed op en na een paar klimmethes en dalletjes komen wij bij San Millan de la Cogolla. Een van de talrijke plaatsjes langs de camino waar een weldoener leefde die daarvoor in de geur van heiligheid stierf. Hier zijn twee kloosters. Één op de heuvel (yusso) en een in het dal (Susso).

San Millan stichtte het kleine klooster bovenop de heuvel. Na zijn dood werd het klooster rijk en een toenmalige koning die zijn hof naar Najera had verplaatst wilde een deel van die rijkdom gebruiken om de net tot kathedraal verheven kerk te verfraaien. Onder protest werd de gestuurde ossenkar volgeladen met relieken en kostbaarheden. Uiteraard kreeg de koning niet zijn zin. Beneden in het dal weigerden de ossen plotseling nog een stap te zetten. Nadat alle pogingen vruchteloos bleken besloot men dat de heilige niet wilde dat de relieken het dal verlieten. Dus werd op de plek waar de ossen waren blijvenstaan een nieuw klooster gebouwd. Susso. Inmiddels is het werelderfgoed geworden.

Zo zijn er nog meer heiligen rondom de Camino. Zoals San Juan de Ortega, wiens klooster wij morgen (zondag) gaan bezoeken. Maar ik ga ze niet allemaal behandelen. Dat zou het verhaal er niet leesbaarder op maken.

Een andere heilige die met de camino is verbonden is san Domingo. Deze arme man werd in 2 kloosters geweigerd als monnik. Maar het vuur brandde te sterk in hem en dus werd hij kluizenaar. Naar verluid heeft hij kilometers weg bestraat, kerkjes en pelgrimshospitalen gebouwd. Ook heeft hij bruggen gerepareerd en gebouwd. Eerst alleen en later samen met volgelingen. Hij werd naast de camino begraven en op zijn graf verrees een kerkje dat uiteindelijk tot een kleine kathedraal is uitgebouwd. Het stadje dat rondom zijn graf verrees is naar hem vernoemd. Santo Domingo de la Calzada. Hier hebben wij kort geluncht voordat wij door gingen nar Belorado.

Eigenlijk hadden wij daar kip moeten eten aangezien de populairste legende rond Domingo gebraden kip bevatten. Volgens overlevering werd de zoon van een pelgrimsechtpaar verraden door de afgewezen dochter van een herbergier. De jongen werd ter dood veroordeeld voor een niet begane diefstal. Ontroostbaar gingen de ouders verder naar Santiago. Bij hun terugkomst zagen zij de jongen levend aan strop hangen. De heilige zou de voeten van de jongen hebben vastgehouden zodat hij niet stikte in de strop. Verheugd snelden de ouders naar de burgermeester of schout om hem van dit wonder te vertellen. Deze zit aan zijn lunch met geroosterde kip em roept uit dat hun zoon na die lage tijd net zo levend is als het kippetje dat hij nu eet. Waarop, uiteraard, de kip opspringt en hem vertelt dat de jongen onschuldig is en gespaard door de heilige. Sindsdien wordt dit wonder herdacht door het houden van 2 kippen in de kathedraal van Santo Domingo de la Calzada.

De etappe eindigde in Belorado. Een dorp dat buiten een onverwachte bont industrie werkelijk niets vermeldenswaardigs heeft. De albergue Quatro Cantones daarentegen was een prima overnachtingsplek.

Goede bedden. 6 persoonskamers met eigen badkamer. Een tuin om in te relaxen en een restaurantje waar voor weinig geld goed kon worden gegeten. Prima verzorgd en een vriendelijke familie die werkelijk de hele dag in de weer zijn.

Bij het eten kregen wij twee hele leuke tafeldames als gezelschap. Yvonne, een Canadese met familie van Nederlandse afkomst en Korinne, een Duitse jonge dame. Het was zo gezellig dat wij als de laatstectafel opstonden nadat wij klaar waren met eten.

Al met al een heel geslaagde dag dus.

vrijdag 20 juni 2014

Sint Jakob, de morendoder.

20 juni.

Na de fuente del vino in Iraqui en haar klooster in nuchtere toestand verlaten te hebben vervolgden wij onze weg.

Deze voerde ons over de talrijke heuvels van de Rioja met soms echt prachtige vergezichten. Ik ken delen van het zuiden van spanje en dat landschap kan mij niet bekoren. De heuvels en valleien van Navarra en La Rioja zijn een heel ander verhaal.

Voor het middaguur bereikten wij Logrono. Een oude Navarrese koningsstad uit het begin van de reconquista. Buiten kerken en kathedralen vermaard om de ooievaars die in verschillende kerktorens zouden broeden. We hebben ze helaas niet zelf gezien. Naar Logrono toe hebben wij wel 2 keer een adelaar in de lucht zien rondzwerven. Een machtig beest om te zien. Ook van een grotere afstand.

Een kunstschat die genoemd moet worden is de Santiago Matamoros ofwel de morendoder. Een minder tamme versie van de apostel  dan de heiligenbeelden van Jakobus doorgaans laten zien. Hier echter kom je ze vaker tegen. En niet zonder reden.

Volgens de legende was het christelijke leger in de vlakte rond Logrono omsingeld door het morenleger van de beruchte Al Mansur. Numeriek in de minderheid werd met de moed der wanhoop een aanval gedaan of een aanval het hoofd geboden. Plotseling verscheen de heilige met vlammend zwaard op een vurig ros om muselmannen neer te maaien. De overwinning lag in Christelijke handen.

Waar of niet, het was een krachtig propagandamiddel dat de christelijke koninkrijkjes samenbond in de strijd tegen de moren. Om zo het Iberisch schiereiland te heroveren. Zoals El Cid dat een paar generaties later deed. De matamoros op de foto siert het westportaal van de grote sint Jakobskerk. (deze foto is niet van mij)

Na dit bezoek en een snelle lunch moesten wij op zoek naar een fietsenmaker. Papa z'n fiets had kuren met de versnellingen. Ten slotte waren wij voor Logrono over de 1000 km gegaan. Nog 677 km scheiden ons van Santiago de compostela!

De bron van de eeuwige jeugd.

20 juni.

Na het ontbijt verlieten wij Estella la bella zoals de pelgrims haar in de middeleeuwen noemden.

De rit begon met een geleidelijke klim naar het klooster van Irache waar een fontein niet water maar wijn geeft aan de dorstige reiziger. Wie daarin Inmenging van Hoger Hand meent te zien moet ik teleur stellen. Naast het fraaie gotisch/ barokkke klooster staat de wijnmakerij van de plaatselijke coöperatie. Deze sluit elke maand een vat aan op het fonteintje. Als de dorstige papen hem eerder leeg hebben moeten de anderen tot de eerstvolgende zondag wachten voordat de wijn weer zal stromen.

Het vrome Navarrete.

Uiteindelijk was de fietsenmaker in Logrono klaar met papa's fiets. De rekening was opvallend laag. Zoals wij wel eerder hebben meegemaakt doet de sint Jakobsschelp soms wonderen langs de camino.

Een mooi voorbeeld daarvan is Danny. Een Vlaamse mede-fietspelgrim die vanuit vlaanderen is komen fietsen et 130 per dag. Vanuit Logrono tot Navarrete hebben we samen gefietst. Hij had schaafwonden geregen die niet makkelijk genazen. Een dokter heeft ze behandeld waarna hij zonder rekening kon doorfietsen. Heel apart maar mooi.

Wij endigeden in Navarrete. Een plaatsje op eeen rots in wiens dal menig veldslag tussen Castilië en Navarra zijn uitgevochten. Danny ging door naar Najera. We hebben hem een buon camino gewenst. Voor ons was het laat en heet genoeg om te stoppen.

Na het opfrissen hebben wij de resterende route uitgestippeld. Na uitgebreid gebabbeld te hebben met de Franse dames in de kamer naast ons, was het tijd om een hapje te gaan eten. Behalve de straatjes in het oude dorp loopt er ook een ringstraat langs de oude (inmiddels verdwenen) stadsmuur en de buitenste huizen. Hierdoor kwamen wij bij het restaurant waar wij een stevig maal genoten hebben op het terras. Als enigen. De spanjaarden vonden het, na het onweer dat na onze aankomst was losgebarsten, te fris om buiten te zitten.

Voordat wij het restaurantje hadden uitgezocht wilden we de kerk van de heilige annunciatie zien. Echter om 8 uur savonds was de avondmis bezig. Geen foto's dus van het enorme verguldde retabel.

De ster van de Camino


19 juni.

We verlieten Roncevalles terwijl de pas nog bedekt was met ochtendauw. Op 900 meter hoogte betekende dit niet dat het fris was. Nee hoor, het was ijs- en ijskoud!

Op een kleine kink in de kabel bij de Mezcritas na verliep de 40 km afdaling voorspoedig. Het is opvallend hoe erg de zuidzijde van de Pyreneëen verschilt van de noordzijde. Het is er veel droger, ruiger en rotsachtiger dan aan de Franse kant. De verschillen zijn geologisch en meteorologisch goed te verklaren maar toch blijft het apart om in twee dagen compleet andere berglandschappen te zien.

Na die eerste veertig km kan jij je ook qua dorpjes niet meer vergissen. De robuuste huizen van de baskische bergdorpjes aan beide zijden van de grens verschillen hemelsbreed van de dorpjes dieper in Navarra.

Wij eindigden onze etappe in Estella. De ster van de camino met een fraai en zeldzaam romaans paleis en een paar fraaie kerken. Na de siësta hebben wij de kerken bezocht en een hapje gegeten op een terras aan het riviertje dat het stadje in tweëen verdeelt.

donderdag 19 juni 2014

Hoogmoed komt voor de val.

19 juni.

Gisteren had ik nog de mond vol van de pelgrimszegen. Wat kon mij nu nog gebeuren? Nou, dat heb ik geweten.

Na de klim van de Mezequitas volgde tweede afdaling van die ochtend. Ik zag een steen op de weg liggen en ontweek deze. Helaas stuurde ik recht op een twijg af terwijl ik vaart minderde. Ik reed over de twijg en kwam naast de weg terecht. Zodra mijn voorwiel in het natte gras terecht kwam vloog ik over de kop.

Niet onzacht landde ik in het gras. Fiets tussen mijn voeten en de tassen naast mijn hoofd. Wonderwel is alles heel. Mijn fiets, mijn lijf en mijn bagage waren heel. Alleen mijn zelfrespect en ego hebben een paar schrammen opgelopen. Dus wie weet. Misschien heeft de pelgrimszege mij voor gebroken benen, fiets en kaak behoed. Als dat zo is hoop ik niet dat ik hem al heb opgebruikt, want ik heb nog een paar dagen te gaan.

Maar beschermd door een hogere macht of niet, allert moet je altijd blijven.

woensdag 18 juni 2014

De berg is bedwongen!

18 juni.

Vandaag moest de Ibanetapas bedwongen worden. De dag begon met een gezamenlijk ontbijt met de dinergasten van gisteravond. We bedankten de gastheer en gastvrouw voor de hartelijke ontvangst en gingen op weg.

De eerste 25 km reden wij over het zachtglooiende dal tussen Saint Palais en Saint Jean aan de voet van de bergpas. De naderende bergen verrieden zich door de heuvels aan weerszijden die steeds hoger en imponerender werden.

Bij Saint Jean Pied de Port namen wij een drankje op het terras en een koek met room en chocolade om de energie aan te vullen. Dit deel van de rit diende om de spieren op te warmen.

Na de pauze op het terras begon de gevreesde beklimming een klim van meer dan 900 meter die in feite groter is vanwege een paar dalende stukken.

Op de dalende stukken moet je niet moedeloos worden over het klimwerk dat daarmee omgedaan wordt gemaakt. Dan hou je het namelijk niet vol. Gewoon concentreren en langzaam door fietsen.

Wij hadden het geluk dat het weer droog, zonnig en koel was. Dat werkte de klim niet tegen. En dat is fijn want deze is op zichzelf al pittig genoeg.

Was het zwaar? Jazeker! Wij zijn een paar keer afgestapt en ik heb 2 keer een stukje gelopen voordat ik weer opstapte. Maar uiteindelijk wordt je daarvoor beloont. Dan rond je de laatste haarspeldbocht en zie je het kruis en de kapel die de Puerta Ibaneta, het hoogste punt van de pas, bekroont.

Even een paar foto's. Elkaar een schouderklopje geven. (mijn vader was trouwens als eerste boven. Ik volgde 100 meter daarachter.) en dan naar beneden. Dat gaat op de fiets heel gemakkelijk. (en snel. 58 km/uur was onze max.)  2 min. later waren wij bij het klooster van Roncevalles. Dat is onze slaapplek voor vannacht.

Wij liggen nu tussen de snurkende pelgrims. :-)

Wij hebben het pelgrimsmaal genuttigd met wel 100 man. Waar we de afgelopen dagen 2, 3, 4, pelgrims tegen kwamen per dag zijn het er nu heel veel. De meesten wandelen de route. Na de maaltijd hebben wij in de prachtige Collegiale kerk van het klooster de pelgrimsmis bijgewoond. Samen met onze tafelgenoten. Een Schots echtpaar, Maurice en Jenny, en een Argentijnse Canadees genaamd Juan.

Daar hebben wij de pelgrimszegen ontvangen die daar al sinds de 12e eeuw over de pelgrims wordt uitgesproken.  Wat kan er nu nog fout gaan? Maar zonder gekheid. Het was heel mooi om mee te maken.

Roncevalles neemt een bijzondere plek in in de geschiedenis van de Camino Frances (het spaanse deel van onze pelgrisroute) em daarom is het een mooi punt om halt te houden. De Refuge of Albergue is groot (350 bedden) en heel modern en schoon. Nu alleen het gesnurk nog. Maar daar helpen oordopjes tegen.

dinsdag 17 juni 2014

Naar de voet van de Pyreneëen.

17 juni.

Vandaag is de laatste dag die wij in Frankrijk doorbrengen. Wij reden van Taller via Dax naar Saint Palais in Frans Baskenland aan de voet van de Pyreneëen. Morgen bestijgen wij de Ibaneta pas en fietsen wij Spanje binnen.

Het weer is vandaag koeler dan de afgelopen dagen met meer bewolking dan voorheen maar nog steeds overwegend zonnig. Uitstekend fietsweer voor ons. Hopelijk blijft dat woensdag zo als wij over de pas gaan.

Vandaag staat een beetje in het teken van de grote klim van morgen. Elk klimmetje werd niet op kracht maar op souplesse gereden. We hebben de laatste vier pakjes stroopwafels opgespaard voor morgen enzovoort.

Overnachten doen wij in Saint Palais. Een 25 km voor het begin van de klim. Hier slapen wij in ons eerste pelgrimsrefuge. Het is gevestigd in een voormalig franciscaner klooster en gerund door vrijwilligers. Vandaag zijnwij de enige Nederanders en zitten wij hier met een Antwerpenaar, drie Franse echtparen, Een Waals echtpaar en twee Franse vrienden. De hispitalleros zijn Jeanne en Charles Picke. Een Belgisch echtpaar dat als vrijwilliger helpt nu zij zelf de tocht niet meer kunnen maken. Ze zijn zeer gastvrij.

Qua avondeten hebben wij pizza's Gehaald en in het eetzaaltje opgegeten. Daar ontspon een leuk gesprek tussen ons en het Waalse en een Frans echtpaar. Het Franse echtpaar hebben al 6 verschillende pelgrimsroutes naar Santiago gelopen. De eerste keer was om religieuze redenen. De anderen vanwege de sport. Ze zijn verslingerd geraakt aan wandelen.

Ik 'schrijf' dit stukje overigens in de zonovergoten binnentuin onder de eenvoudige kloostergang. Het is een mooi en vredig plekje. 

Achter elke pijnboom staat een andere pijnboom.

16 juni.

De dag begon rustig. Een ontbijt aan de eetkamertafel van madame Peyreinaud's grote maison binnen de stadsmuren van Bastide Cadillac.

Wij staken de Garonne over en betraden het wijngebied van Graves en Sauterne. Na een kleine 30 km verlieten wij de lage heuveltjes en de wijnstokken. Wij trokken de pijnbossen van La Lande en Gascoigne binnen.

Geen charmante oude bossen zoals in de Dordogne. Nee, productiebossen in strakke rijen en per x vierkante kilometer aangeplant. Deze droge zanderige vlaktes boden in de middeleeuwen haar weinige bewoners een karig en armetierig bestaan.

De kleine Corsicaan, Napoleon voor de meesten, bedacht dat pijnbomen prima op die arme grond groeien waar verder geen gewas wil dijen. En het dennen- en sparrenhout kan voor van alles gebruikt worden. Van houtskool en telegraafpalen tot papier en goedkoop meubilair. Zo ontstonden er enorme plantages op gronden die eerder nergens goed voor waren. Op de paar oude wegen in het gebied na zijn de talloze nieuwe wegen en (voormalige) spoorlijntjes met grote rechte lijnen door het landschap getrokken. Het doet nog het meest denken aan de hoge veluwe of de Ardense hoogvlakte. Maar dan onmetelijk veel groter.

Met de fiets ben je er met een anderhalve dag door heen. Dan is het nog leuk. Te voet doe je er een week over dan moet de eentonigheid van de forets des pins toch op de zenuwen gaan werken denk ik. Vandaag kwamen wij Ger en Janka uit Helmond tegen. Ook op de fiets en erg aardige lui. Wij hebben zo'n 10 km samen met elkaar opgefietst bij Labouheyre en ervaringen uitgewisseld voor we elkaar een buon camino wensten en weer uit elkaar gingen.

Enfin, een mooie herinnering aan de schrale tijden is l' Esperon dat in de middeleeuwen ook al langs de pelgrimsroute lag. Het bestaat uit 3 buurtschapjes die officieel Tireveste, Tiregilette en Tireculotte heten. (krek je jas/hemd/broek uit)
De bewoners vulden hun miezerige bestaam aan met het helpen pelgrims te ontdoen van hun "overbodige" kledingstukken.

Tegenwoordig hebben de inwoners de struikroverij opgegeven en zijn het, net als wij, gezapige burgers geworden. Gelukkig voor ons dus. Achter elke pijnboom staat gewoon een andere pijnboom en geen struikrover.

Tussen wijnstok en pelgrimsstaf.

15 juni.

Nadat wij Saint Aulnay in de vroege morgen verlieten wisten wij dat deze etappe minder zwaarcwas dan de vorige. Minder heuvels om te overwinnen. Een aangename afwisseling. Wat ook aangenaam was, was het parcour van deze dag. De 1e 30 km van de rit voer door donkere loofbossen met hier en daar een vennetje of een brandgang dat zonlicht bracht. De koelte was prettig om in te fietsen na de afgelopen warme dagen.

En plotseling reden wij het bos uit. Daar werd onze weg plots omzoomd door zonovergoten wijnstokken. Naarmate wij dichter en dichter bij onze lunchplek kwamen werden de wijhuizen en chateau's een stuk chiquer en beter onderhouden. Onze lunch in het fraaie wijnstadje was maar karig. Vooral omdat wij er geen wijn bij dronken vanwege de nog te vreten kilometers. Ik zal niet zeggen dat het ons een kwelling was maar na wijnhuizen als de chateaux Teyssier en Saint George was het wel wat lastiger dan anders.

Zodra wij in de middag de rivier de Dordogne over staken werden de wijnstokken weer wat minder. Maar ze verlieten ons niet. Tot binnen de bebouwde kom bleven vignes ons achtervolgen.

Cadillac is een bastide langs de Garonne wiens bekendste zoon wellicht begon met het bouwen van auto's in de nieuwe wereld? Kan zijn. Het was in ieder geval sinds Henri III het domein van de Ducs d' Epernon. Epernon zelf, hun stamslot, ligt grappig genoeg naast Maintenon waar onze reis begon.

Maar goed, Cadillac kreeg met haar nieuwe hertog ook een nieuw chateau in de aan de Loire zo in zwang zijnde variant van de Franse renaissance. Het is verder een aardig maar slaperig stadje met de gebruikelijke monumenten. Een kerk met de hertogelijke grafkapel, een momument voor de gevallenen in de "Grande Guerre" van 14-18, deels intacte ommuring en twee stadspoorten waarvan 1 is verbouwt tot klokkentoren. Een bijzonderheid is het marktplein dat in de vroege 19e eeuw is overdekt met de mairie en het tribunaal van de vredesrechter. Het spaarde de beperkte ruimte binnen de muren en is eigenlijk best een mooi gebouw.

Oorspronkelijk was ons plan om in het vroegere pelgrimshospitaal te overnachten. Bij de overdracht van het gebouw door de hertogen aan de gemeente is bedongen dat tenminste 4 bedden ter beschikking moesten blijven voor pelgrims. Dat doet de gemeente braaf alleen is de rest van het gebouw nu in gebruik als psychriatische kliniek.

De vier bedden staan in twee cellen die s' nachts worden afgesloten. Kennelijk voor onze veiligheid of die van de inwonende, eh... Cliënten van de kliniek. Hoe het ook zei, niet een ideale overnachtingsplek dus. Brrr. Het kan trouwens wel een mooi filmscript opleveren. "night at the asylum" een bloederige rolprent voor de kleine uurtjes.

Wij kozen dus voor de chambre d' hote van madam Peyreinaud in het oude centrum van Cadillac. Een leuke dame die niet uitgesproken raakte over haar eigen vakantie naar Nederland van vorig jaar. Evenals over de 5-1 van Nederland op Spanje. Maar daarin is zij niet de eerste en ook niet de laatste die dat te berde brengt. Ik ben bang dat de spanjaarden straks anders over die wedstrijd denken. Maar we zullen het wel overleven.

Morgen eerst maar eens kijken hoe wij de pijnbossen van La Lande overleven.

De weg van een arme pelgrim.

14 juni.

Na een overvloedig Frans ontbijt, aangevuld met een door madame Brimaud gekookt eitje stapten wij weer op de fiets.

De etappe was heuvelachtig evanals  de vorige dagen. Dit keer waren er echter geen rivierdalletjes of plateaus waarop je kan bijkomen en je weer kunt opladen voor de volgende klim.

Dit keer geen grote steden op de route. Angouleme hebben we links laten liggen. De dorpjes waar wij door heen zijn gekomen zijn verder niet echt vermeldenswaard.

Natuur was er des te meer. En hoewel je op de fiets minder ziet en hoort hebben wij toch een reetje gezien voordat deze wegvluchte. We hebben bij een "stroopwafelpauze' een Hop gehoord en even later een wielewaal horen zingen. Een Grauwe Kiekendief en een Wouw hebben wij zien rondcirkelen, op zoek naar prooi.

Uiteindelijk eindigde onze rit in St. Aulnay. Op nog geen 300 meter van de grens met het departement Dordogne vonden wij onderdak bij la petite grange. Onze kamer bleek  een volledig appartementje in de kleine schuur. Compleet met een keukentje. We besloten daarom eens zelf voor ons eten te zorgen.

Dat werd een grote pastei met Sint Jakobsschelpen uit het koelvak van de super carrefour. Als vooraf hadden wij baguette met sardines, tonijn en rillette van gans. Ten slotte yoghurt met zwarte kersen toe.

Zie daar hoe erg het afzien is als arme pelgrim...

maandag 16 juni 2014

De goede zorgen van madame Brimaud.

13 juni.

In de vroege ochtend kwam de zon op boven het nog slaperige Poitiers. De vogels floten hun liedje, nog onondoorbroken door het kabaal van de menselijke bedrijvigheid. In het maison diocesiane werden de bronzen klokken in het torentje weer automatisch aangesloten op de klok. En hun gebeier zorgde voor wakkere pelgrims in de slaapkamertjes direct onder het helse onding.

Met andere woorden; wij waren wakker.

De klokken van het enorme maison de la trinité luidden ook het begin in van een warme en droge dagtocht in. Vandaag zullen wij van de heuvels van de Poitou naar die van de Charente rijden.

Het traject van deze dag is mooi heuvelachtig en afwiddelend. Glooiende velden met wuivendgraan. Bosjes en houtwallen, afgewisseld met slaperige dorpjes (waar meestal geen boulanger meer zit. Zut allors!) En alles overgoten met een Frans zonnetje.

Naast de veranderingen in het landschap valt op de fiets ook op hoe de bouwstijl en sfeer van de omgeving verandert naarmate wij meer zuidwaarts trekken. Domineert tussen Chartres en Tours zandsteen en mergel en zijn de kerken vooral gotisch, verandert dit rondom Poitiers merkbaar. Het romaanse wordt vrij plotseling dominant. Gladde mergelstenen maken in oude muren plaats voor secuur gevoegde grof gehouwde natuursteen, terwijl in de Gascogne houten skeletten opgevuld met lange smalle bakstenen de norm worden. De van nature voor handen zijnde bouwmaterialen zijn hier de belangrijkste reden voor. Mij was dit echter niet zo duidelijk geworden als nu tijdens deze tocht.

Maar tijd voor veel gefilosofeer is er niet altijd bij. Pa en ik waren net in een mooie mijmering verzonken toen woest geblaf ons gesprek verstoorde bij het gehucht Rouille. Op zich niet uniek want veel Fransen hebben op het platteland honden die ze graag als erfhond overdags in de tuin gooien. Niets nieuws dus, dachten wij. Ware het niet dat deze vervaarlijke herder niet achter een gesloten hek zat en het hele gehucht als zijn erf zag. Luid grommend en blaffend kwam het ondier op ons af. De verschillen met onze eigen zachtaardige herder hadden niet groter kunnen zijn. Wij versnelden onze vaart maar deze Bello had zijn zinnen gezet op verse Hollandse kuit, of cuisse hollandaise zo u wil. Vluchten bood geen soelaas en een stok was niet voor handen. Zijn ontblootte tanden waren akelig dichtbij. Remmen groot maken en hard roepen leek ons instinctmatig het beste. Dat deden wij ook.

Het had gelukkig effect. Mij was het beeld al voor ogen gekomen dat ik met bloedende benen al op hoge toon van gendarmes in mijn beste Neder-Frengels het afmaken van deze hellehond eisen terwijl de verantwoordelijke eigenaar aansprakelijk moest worden gesteld voor alle schade. Maar dat laatste hoefde geen bewaarheid te worden. Gelukkig maar!
Een luttele 10 km verder was de adrenaline gezakt en werden wij hartelijk ontvangen door madame Brimaud die pa een koel fles bier in de hand drukte, mij een fles water gaf en ons op een bankje in de schaduw van haar bloeiende tuin van de rit liet bijkomen.  De gite was een compleet appartement in een zijvleugeltje van haar 17e eeuwse boerderij. Ze heeft die avond ons een eenvoudig maar lekker en overvloedig maal voorgeschoteld.

Op de honden na is de Charente een prachtig en gastvrij deel van Frankrijk.

Poitiers, stad van kerken

12 juni.

Ons verblijf aan de chambre D'hotes 'Arum Antique' eindigde met een overvloedig ontbijt met warme croissants en door onze gastheer zelf gemaakte confitures en zelf "geïmkerde" honing. De nacht zelf was ook niet karig. Pa sliep in een groot hemelbed en ik in een bovenmaats biedermeier ledikant. Al met al te verkiezen boven een stapelbed maar het past niet geheel in de geest van de pelgrimage.

De tocht ging vandaag over zeer heuvelachtig terrein dat door de afwezigheid van een koele bries vervelend warm en benauwd was. Gelukkig regent het niet meer. Dat is een begin.

In de middag, tet hoogte van Vieux Poitiers, stopten wij op een willekeurig stuk van de route om een extra shirt uit te trekken. Ik zag per toeval een stuk van een houten beeld dat leek op een pelgrimshoed en staf, half verborgen in een voortuin. De hekken waren gesloten. Precies op dat moment komen Chantal & Jean-Marie aangereden. Of wij naar Santiago gaan en of we het leuk vinden als zij een foto van ons bij hun pelgrimsbeeld maken. Natuurlijk vinden wij dat leuk. Even later zijn wij een paar foto's rijker, zijn onze bidons met bronwater bijgevuld en hebben wij een heuse stempel erbij op ons credential. Wie had dat gedacht? Wij niet toen we stopten om het extra shirt uit te trekken. Een heel leuke ontmoeting. Het beeld is ook een apart verhaal. Chantal en haar man vertrokken in 2007 te voet naar Compostela. In de tussenrijd was de boom gestorven. Uit de stam hebben ze een twee meter hoog beeld laten snijden als herrinnering. De foto's volgen helaas later.

Aan het eind van een hete dag waarin het extra water van Chantal zeer welkom was arriveerden wij in Poitiers. De stad met haar fraaie romaanse en zuid-gotische kerken en twee kathedralen. Hier overnachten wij in het maison de la trinité ofwel het centre diocesiane van het bisdom. Samen met nog een stel Nederlanders en een paar franse pelgrims gebruikten wij een maaltijd in de refter. Af en toe schuifelde er oude heertjes voorbij. Het bleken gepensioneerde priesters die in een aangrenzende vleugel hun rusthuis hadden. Een kalm en ik zou willen zeggen sereen einde van een drukke en hete dag.

zondag 15 juni 2014

Jeannes zwaard of Jeannes Schee?

11 juni.

Na de fiets weer opgezadeld te hebben, begon onze tocht door het fraaie, oude centrum van Vendôme. Weldra reden we de stad uit en de heuvels in. De eerste etappe met echt heuvelachtig terrein. Een voorbode voor wat ons te wachten staat.

Een afgesloten weg of route barree houdt een Dierkx op de fiets niet snel tegen. Onder het motto van "we kunnen er vast wel langs" waren wij gisteren al door een Franse knaap met opgeheven vingertje in een graafmachine teruggestuurd. Ook wij moesten als andere stervelingen de deviation volgen.

Vandaag lag er op de route barree een heuse barriere van een slordige 40 kuub en hekken ervoor. Er was geen deviation dus op eigen kracht moest een andere spoorwegovergang gevonden worden.

Huib, een medepelgrim uit Breda, zag zich voor hetzelfde probleem gesteld. Vereend hadden wij de volgende overgang gevonden. Evenals de weg terug naar onze route. In Chatellerault hebben wij weer afscheid van Huib genomen. Hij wilde vroeg lunchen en wij waren daar nog niet aan toe. Iedereen rijdt immers zijn eigen Camino.

We hebben vandaag trouwens een Grauwe Kiekendief gezien en een Hop en een Wielewaal gehoord.

Geluncht hebben wij in Tours, aan de voet van de St Gratien kathedraal. Na een tocht langs etterlijke wijnkasteeltjes was het moeilijk om de verleiding van een petit verre blanc te weerstaan. Maar we waren sterk. We moesten immers nog 50 Km afleggen na de lunch.

Onze etappe eindigde bij het lieflijke Ste Katherine de Fierbois. Het dorp is ooit bezocht door Jeanne d'Arc en komt er maar niet los van. We hebben gegeten op het terras van de auberge de Jd'A. Gelegen aan het place de Jd'A, met een standbeeld van Jd'A en de dorpskerk met kapel aan Jd'A. Of liever haar zwaard dat zij bij haar bezoek heeft achter gelaten. Bij het altaar van het koor hing echter alleen de schede of schee. Geen spoor van het zwaard, of zoals zij zeggen leur epee.

Vuile was hang je niet buiten. De schone ook niet altijd.

Als je als reiziger/ pelgrim licht reist heb je maar voor een beperkt aantal dagen kleding mee. Hier zien we pa bij de provisorische waslijn. Na een paar uur vreesden wij het niet op tijd droog te krijgen. En reizen met natte kleding in de bagage is ook niet alles.

Ahmed, medewerker bij de auberge liep langs onze open deur en vroeg waarom wij de was niet gewoon in de droger stopten. Daar is hij immers voor. Dat begrepen we pas toen hij Frans sprak. Zijn beheersing van het Engels was namelijk erger dan onze beheersing van het Frans. De droger bleek 2 deuren verder te staan. Tja, wie niets vraagt...

Over de was buiten hangen gesproken. Jullie hebben gemerkt dat de updates uitbleven. We hebben een paar dagen zonder wifi op onze logies gezeten. Ik werk eraan om ze, nu er wel bereik is, in te halen. Tot de volgende keer!

Frans brood en Turks brood.

10 juni.

Na een verrassend goede nacht in de Auberge te Chartres, begonnen wij aan de eerste volledige etappe van deze tocht. Hij voerde via de hoogvlakte vol wuivend graan van de groene dalen langs de Eure naar die van de Loir. (het kleine zusje van de Loire) veel groen. Malse klimmetjes en pitoresque dorpjes. Sommige althans, de meesten zijn gewoon saai. Maar dat drukt de pret niet. Het landschap is inspirerend.

Geluncht in Chateaudun (kletsnat van de regen) naast 3 medepelgrims. (ook doornat.)  bij de laatste bui van vandaag hebben wij onder het afdak van een boerderij geschuild tot het ergste voorbij was. We hebben samen met het vriendelijke boertje als dank stroopwafels genuttigd.

De meest bijzondere pelgrim van vandaag was een jonge Australische vrouw. Na een mislukte baan op een jacht in Maleisië en nog wat tegenslagen besloot zij naar Europa te gaan. Zij doet nu te voet de Camino en is op zoek naar wat zij nu eigenlijk wil bereiken in haar leven. We hebben haar sterkte en een mooie reis gewenst.

Na 120 Km kwamen wij aan in Vendome. De Auberge in de gids bleek een opvang voor probleemjongeren te zijn. Maar voor 70 € mochten wij wel een nachtje slapen. Liever niet,eigenlijk. De echte auberge was gelukkig snel gevonden.

Het diner was een eenvoudig kebab menu bij een Turks eettentje in de buurt. Pa is een aantal maal in Turkije geweest en herinnerde zich nog een aantal woorden. Dit leidde tot een gezellig gesprek met de eigenaar en een extra grote portie smakelijke Lamskebab en een Turkse thee van het huis. We hebben genoten!

Wij zijn benieuwd wat morgen ons brengt.

Hubert

dinsdag 10 juni 2014

De dagetappe die geen etappe heten mag.

9 juni. Na een onrustige nacht met veel onweer en weinig slaap vertrokken wij naar Frankrijk voor het begin van onze pelgrimage. Met volgepakte auto naar Maintenon. Aan het stadspleintje bij het chateau van Madame de Maintenon, de geheime bruid van de Zonnekoning, genoten wij van een goede lunch alvorens met de fiets de eerste schreden te zetten.

Meteen troffen wij een medepelgrim, Joffre die zich met dagafstanden van 170 Km naar Santiago spoedt. Heel sportief. Maar met ons doel van 100 Km per dag zullen wij hem niet meer zien.

Na een korte rit en een onweersbuitje bereikten wij Chartres. De geboorteplaats van de gotiek, al beweren sommigen dat de saint Denis die eer te beurt moet vallen. Maar dat is een ander verhaal. De kathedraal is prachtig en indrukwekkend... En druk. Als plaats van Mariadevotie was de kathedraal en het plein ervoor vergeven van devote katholieken die de avondmis bijwoonden. Van het interieur hebben we niet veel kunnen zien. Van het exterieur des te meer. Na een eenvoudige maar goed gevulde crepe konden wij voldaan naar bed. Maar niet voordat wij twee potjes hadden geschaakt. Ik heb er evenveel verloren.

Hubert.

zondag 8 juni 2014

Bob en Hubert in Utrecht.

 
En hier zijn we dan. Vader en zoon, poserend buiten de deur van het Sint Jacob's genootschap in Utrecht. Hier, in een aanbouw van de Sint Jan op het Janskerkhof heeft het genootschap haar woonkamer waar leden en aspirant leden en andere geïnteresseerden informatie kunnen krijgen en zich voorbereiden op hun reis naar Santiago.

Vorige maand zijn wij lid geworden en hebben wij ons Credentiaal (het Pelgrimspaspoort dat ons toegang geeft tot Refuges en dat wij bij kerken en restaurants langs de route kunnen afstempelen als bewijs van de gemaakte route.) dat in Santiago ons Compostolaat moet opleveren. Als wij onze tocht in een jubeljaar hadden ondernomen zouden wij tevens een aflaat krijgen voor onze zonden. Een jubeljaar is elk jaar waarop de feestdag van Jakobus de meerdere (25 juli) op een zondag valt. Daarvoor zouden wij nog een aantal jaar moeten wachten en ons tot het katholicisme moeten bekeren. Dat zit er beiden niet in.

Behalve trainen met de fiets en ons Credentiaal moesten wij natuurlijk ook onze bagage voor de reis samenstellen. De goede raad die wij van alle kanten ontvingen was "Alles wat je thuis laat is mooi meegenomen!" Met wat denkwerk en soms lastige keuzes hebben wij de bepakking qua gewicht en omvang minimaal kunnen houden zonder dat wij op gerieflijk reizen hebben moeten bezuinigen.

Enfin, hieronder zien jullie mijn bepakte fiets. Die van pa ziet er net zo uit. De sint Jakobsschelp is bevestigd met koperdraad om doel en inhoud van onze tocht te tonen.


Zo, en dan is het na alle voorbereidingen tijd om daadwerkelijk met de reis te starten. Over 5 minuten brengen Yda en mijn moeder ons met de auto tot aan de Seine boven Chartres. Daar zullen wij na een kleine lunch opstijgen en de trappers rond laten gaan. Dan is de reis echt begonnen. Wij houden jullie zo veel mogelijk op de hoogte van onze avonturen. Dan rest ons niets anders dan de hoop uit te spreken jullie na het voltooien van deze reis spoedig weer zullen zien.

Buon Camino!